Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Paula Van Goethem aan haar Leuvense stoof

Vanachter de Leuvense stoof

Paula

Van Goethem

In the middle of nowhere ligt de Mespeleir. Een doorsnee Zelenaar zal al eens serieus in zijn haar moeten krabben om je diets te maken hoe je daar geraakt. Het ligt ergens verloren tussen Hansevelde en Sint-Anna en er wonen maar vijf man en een peerdekop. Onze Mens van bij Ons, Paula Van Goethem, is één van hen. Ze is er geboren en getogen en al 91 jaar woont ze in de Mepseleir, zoals de autochtone bevolking hun wijk noemen. Vroeger was alles Mespeleir maar de gemeentelijke administratie heeft eens orde op zaken gesteld en nu wonen deze mensen in Langevelde, de Noordlangestraat, de Kloddezakstraat of in Mespeleir.
Ik ken weinig mensen van deze gezegende leeftijd die zo helder van geest zijn als Paula. Moeiteloos scrolde ze door de vele bestanden op haar harde schijf en vertelde ze me over haar liefde voor den boerenstiel, vertelde ze me over haar liefde voor het veld, de dieren, haar man, haar kroost, haar liefde voor het leven…
Op een donderdag in november heb ik een afspraak in Langevelde 101, voorheen Mespeleir nummer 1. Ik ben verwacht. Paula zit geflankeerd door haar twee jongste dochters Astrid en Martine in haar ruime woonkamer. De stoof brandt. Na een potje koffie en een sjoeke, steekt ze van wal met haar verhaal. Het was net alsof ik op ‘play’ geduwd had, je kon er bijna geen speld tussen krijgen.

Paula zag het levenslicht op 26 oktober 1922 in het huis naast de Dauginne. Dat was een afspanning in de Mespeleir. De naam komt van een haag die door de muur was gegroeid. In die jaren, vertelt Paula, was er hier op de hoek een afspanning voor voermans die met hun paarden goederen transporteerden tussen Gent en Antwerpen en hier een pauze namen. Aan de muur hingen ringen waar de paarden aan vastgemaakt werden. De paarden kregen een masker op en een zak haver. De voerlieden dronken een pint of een koffie en aten hun boterham op. Als man en paard uitgerust waren, trokken ze verder met hun lading.

Jeugd
Paula is de dochter van Jules Van Goethem en Celestine Vercammen. Haar ouders hadden een kleine doening met vier koeien en een boomgaard. Hun land pachtten ze. Dat hofke was 36 aren groot, herinnert Paula zich, en mijn ouders hadden er in die tijd 4000 frank (100 euro) voor betaald. Haar vader trouwde toen hij 32 was, maar vijf jaar later stierf hij van een kou op zijn longen. Ja, zegt Paula, je gelooft het of niet maar hier in de Mepseleir trekt dat altijd. Dat ze hier een molen gebouwd hebben, is niet verwonderlijk. ’t Is hier een grote vlakte en de wind waait vaak van Sint-Anna naar Hansevelde. Van heel Zele is er hier altijd het meeste wind. Mijn vader had ne kou opgedaan maar van een dokter wou hij niet weten. Toen het alsmaar maar verslechterde, ging hij uiteindelijk toch. Jules, zei de dokter, dat is niet just, ge moet onder de X-stralen gaan. Vader trok met zijn fiets naar Sint-Niklaas en daar luidde het verdict: TBC. Ge zou veel moeten rusten en goed eten, was het advies maar, zegt Paula, mijn vader wist hoe laat het was. Ik ben een vogel voor de kat, zei hij, toen hij thuiskwam. Hij stierf 2 jaar later in 1927.

 

Het gezin van Paula: broer <Omer, stiefvader Maurits Van Damme, moeder Celestine Vercammen, halfzus Simone en Paula

Het gezin in 1930.
Broer Omer Van Goethem, stiefvader Maurits Van Damme, moeder Celestine Vercammen, halfzus Simone Van Damme en Paula Van Goethem
.

Stiefvader
Mijn moeder bleef achter met een boerderij en haar twee kinderen, onzen Omer en ik. Wevensteun of kindergeld was iets dat nog niet uitgevonden was in die jaren. En mijn moeder had moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, bekent Paula. Ze kon de koeien melken, de stal uitmesten, de varkens en de kippen voeren, haar huishouden doen, maar een paard inspannen, ploegen, eggen, zaaien, maaien daar had ze geen kaas van gegeten. Ze moest zoveel en kon het alleen niet klaren. Met kerstdag de pacht betalen was een probleem. Mijn moeder is dan hertrouwd met Maurits Van Damme. Toen mijn vader nog leefde, had hij mijn moeder de raad gegeven een van die Van Dammes te nemen. Dat is braaf volk, had hij gezegd. En mijn moeder volgde zijn raad op. Uit het tweede huwelijk kreeg ik nog twee halfzussen Simone en Marie Louise.

School
Paula ging naar school in Hamme-Zogge. De reden lag voor de hand. Naar Zele-dorp was een uur stappen door een slechte aardeweg, Zogge was maar een halfuur en er lag een kasseibaan. Achter de kerk was de meisjesschool, vertelt Paula, de school van de zusters van Vincentius a Paulo. Wij hebben er veel geleerd. Ik ging erg graag naar school, vertelt Paula. Als het Zeel kermis was kregen we drie halve dagen congé. Alle kinderen uit de Mespeleir bleven thuis, maar ik ging wel, ik ging toch zo geren. Maar ik moest dikwijls thuis blijven. Als ze kwamen dorsen, moest ik de schoven op het machine schieten of op mijn kleine zus passen.

Ja, bekent Paula, ik heb leren werken. Wanneer wij werken, dan zullen wij versterken, zei mijn moeder altijd en dat is waar. Om thuis te helpen kregen we drie halve dagen in de maand en die moest ik pakken, dat was het reglement. In het zevende en het achtste studiejaar leerden we alle steken om te leren naaien en leerden we ook koken, Ik was nog geen veertien toen ik moest thuis blijven omdat mijn moeder ziek was. Moeder was in verwachting van mijn jongste zuster. De zusters op school gingen akkoord maar ik moest nog wel naar de kooklessen komen en daar was ik erg blij voor.

Werken op 14
Goed dertien was Paula toen ze thuis bleef van school. Het huishouden beredderen en natuurlijk helpen op de boerderij. De koeien naar de wei brengen, biet malen, patatten rapen… Ik heb eens op een achternoen 60 zakken patatten opgeraapt en ene zak was 50 kilo, kan je rekenen, zegt Paula. En iedere vrijdag moest ik brood bakken voor een hele week. In de oorlog was er bijna geen goede bloem en we mengden deze dan met gerstemeel. We bakten iedere week zes grote bakvormen. Het deeg kneedden we in de keuken en op een plank tussen twee stoelen stond het deeg met een sargie erover te rijzen aan de stoof. Ondertussen maakte mijn vader het vuur in een gietijzeren oven die in de stal stond. Ook trok ik vaak met mijn stiefvader naar de markt van Dendermonde om het fruit of de eieren die we te veel hadden te verkopen. Ik moest ook iedere week eieren leveren bij de burgerij in ’t dorp. Dat was plezierig maar ’t was niet makkelijk met zo’n grote korf aan uw gieddong.

stallantaarn  
Hellegat
’s Avonds was de Mespeleir een donker gat. Tot in 1953 heeft het geduurd vooraleer we elektriciteit kregen, vertelt Paula. De gemeente vond dat veel te kostelijk voor die dertien huizen van onze wijk. Als het donker was moesten we ons behelpen met lantaarns en in huis met een kingkee. Ik was als kind echt benauwd van het donker. Nu weten mensen niet meer wat donker is, maar hier was het vroeger echt het hellegat, donker, donker en nog eens donker.

Ontspanning
Ontspanning? Dat was een groot woord, dat was anders in onze jeugd, zegt Paula.  We hebben wel veel gespeeld met de kinderen uit de buurt op de berg rond de molen. Dat was plezant, herinnert Paula zich. Heel de berg rond de molen was beplant met scherringeleirs (seringen) en daar trokken we ons dan aan op. Naast het vele werk mocht ik af en toe eens bij vriendinnen gaan, maar dan was dat meestal om iets te leren: breien, naaien met een naaimachine… Uitgaan was er niet bij. Zondag was voor ons een hoogdag want dan gingen we naar de kerk en na de mis was er tijd voor een babbeltje. Eerst gingen we naar de mis in Zogge en vanaf 1938, toen de kerk in Huivelde was ingewijd, konden we daar terecht. Zingen was voor mij een echte hobby. Op school hadden de zusters ons de Latijnse mis geleerd en hoe we die woorden moesten uitspreken. Ik vond dat echt plezierig.

In mijn jeugd was ik bij de congregatie van O.L.Vrouw in Huivelde. Dat was iedere eerste zondag van de maand samenkomst. We gingen samen naar de vespers en we leerden er veel liederen zoals het Veni Creator. Van mijn vijftiende ben ik lid van de Boerinnenbond en ik ben het nu nog. Na de congregatie gingen we naar de vergadering bij Rachel De Decker. Dat was voor mij de schoonste zondag van de maand. Dan hoorden we eens iets anders.
Als we naar Zeel kermis gingen en we hoorden muziek, dan begonnen we te lopen en te dansen… Muziek was voor ons een andere wereld.
Wij hoorden thuis geen muziek
We hadden geen radio omdat er geen elektriciteit was. Mijn moeder zei ons dan nog dat we rijkemensenkinderen waren.
Ik ging nog naar ’t school als ik in de winkel een paar schone botjes zag staan. 37 Frank (1 euro) kostten die. Thuis begon ik te zagen om die toch maar te mogen kopen. Maar dat was geen school, lacht Paula, mijn moeder zei: je hebt schone zwarte verlakte schoenen, dat zal al gaan, hoe heb jij het leven op. De volgende dinsdag bracht ze me van de markt zeesletsen mee, dan moest ik niet meer op mijn klompen naar school. En met die zeesletsen liep ik dan naar school iedere dag vier keer dezelfde weg.
Paula als meisje van 18   Huwelijksfoto van Paula Van Goethem en Gilbert Geerinck   Gilbert Geerinck als soldaat
Paula op haar achttiende
Huwelijksfoto van Gilbert Geerinck & Paula Van Goethem op 27 oktober 1943
Gilbert als soldaat in 1937.
Hij was bij 't paardenvolk,.
Liefde

En de grote liefde, vraag ik haar. O, mijne man heb ik leren kennen op Zeel kermis. Als kind gingen we met ons vader naar de mis van 10 uur en kregen we daarna wat pree om op de molens te zitten of ons iets te kopen. Mijn broer spaarde zelf al zijn geld want kermis was het enige moment dat we thuis iets kregen. Zakgeld was niet de mode bij ons thuis.

Ik was twintig toen ik de eerste keer ’s avonds met mijn kameraden naar Zeel kermis mocht gaan. We vertrokken te voet om zes uur en mijn moeder zei: ge kunt zien dat ge om tien uur thuis zijt want anders is ’t hekke vast. Aan de kerk was het al half zeven. Op de Zandberg speelde muziek in een danszaal. Dansen kon ik niet maar ik had gevoel voor ritme en dat lukte wel. Een paar jongens kwamen me vragen om te dansen en dat was heel plezierig. En toen kwam Gilbert Geerinck… Ik wist dat het ene van de Geerincks was want die hadden bij ons nog vlas gekocht, maar hij wist mijn naam nog. Paula, gaan we eens dansen, vroeg hij. Nee, antwoordde ik resoluut, ’t is al laat en ik moet om tien uur thuis zijn. Eentje, zei Gilbert, en we dansten samen.

  Daarna trakteerde hij ons groepje en we waren daarmee erg opgezet. En dan vlug naar huis! We waren nog maar in de Stapstraat of Gilbert en zijn vriend kwamen achter ons aan .En zij gingen met ons mee tot in de Mespeleir… En voordat Paula het in het snotje had, was ze verkocht. Gilbert bleef komen en de aanhouder wint… We hebben maar één jaar verkeerd, zegt Paula.
In 1943 stierf mijn moeder. Toen ik geboren werd, was dat een moeilijk kinderbedde, zoals ze zeggen. Nu zou dat keizersnede zijn maar in die tijd werden de kinderen nog thuis geboren met de dokter en een achterwoarasse. Moeder is drie keer geopereerd geweest maar het heeft niet mogen baten. In oktober van datzelfde jaar zijn Gilbert en ik getrouwd. We moesten trouwen maar niet omdat het van moetens was, lacht Paula. Mochten we niet getrouwd zijn, zou Gilbert opgeëist worden om naar Duitsland te gaan werken. Dus was de keuze snel gemaakt. Ons trouwfeest was samen met de naaste familie. Er was soep, kiekens en konijnen en zelfgebakken taarten maar het feit dat moeder dat jaar overleden was, dat voelde ik toch nog vanbinnen, zegt Paula.
Boeren Kroost

Door de dood van moeder erfde ik een deel land en mijn nonkel had op de Mespeleir een klein boerderijtje leeg staan en daar konden we intrekken. We waren vertrokken. We zijn echt klein begonnen, bekent Paula, met drie koeien, een varken en wat kippen. Toen het varken bekwaam was, hebben we het verkocht voor 12 000 frank (300 euro) en met dat geld hebben we ons een kar laten maken bij Teskens op Rinkhout. Daarna kochten we een kruiwagen met twee tremen. Van den overschot van de melk boterden we. In die tijd –’t was oorlog – verkochten wij de boter in 't zwart aan 340 frank per kilo (8,50 euro), dat was schoon geld en daar konden we een ploeg mee kopen.
Ondanks de bezette tijd ging het ons voor de wind. Ieder jaar kwam er een koe en een kind bij, lacht ze. In 1948 hebben we land in ’t veld verkocht om een grond op Langevelde (toen nog Mespeleir) te kopen. Die grond lag aan de straat en daar konden we een nieuwe boerderij bouwen. In april zijn we begonnen en begin juli zijn we verhuisd. ’t Was oogst en we konden het graan onmiddellijk op onzen hof zetten, dat was gemakkelijk, vervolgt Paula. De boerderij, de stallen, de schuur waren voor ons het belangrijkste. Ons woongedeelte was maar heel klein. We hadden een keuken, een kelder, 2 slaapkamers en er boven een zolder waar de kinderen konden slapen. Die zolder was enkel bereikbaar via de stal. Twaalf jaar hebben we zo gewoond. Pas als ons jongste kind Martine geboren is, hebben we een huis voor de boerderij gebouwd. Een huis met een grote woonkamer en vier slaapkamers boven.

 

Wij hebben negen kinderen, zegt Paula met enige fierheid: Kamiel (1944), Marie Godelieve (1945), Antoine (1946), Hubert (1947), Monique (1949), Marleen (1951), Marcel (1953), Astrid (1955) en Martine (1959).

Ons Monique en ons Marleen zijn in de kliniek geboren, gaat Paula verder, maar al mijn andere kinderen zijn thuis geboren. De eerste vier in de Mespeleir en dat nog met de quinquet (kingkee) als verlichting.

Mijn oudste zoon Kamiel is te vroeg geboren maar dat was mijn eigen fout. Mijn man had vroege patatten gezet en die oogst was goed gelukt. Daarmee konden we een kindervoituurke kopen. Op een dag kwam Kazzeke van de Dendermondebaan 500 kilo patatten halen en mijn man was op het veld. Ik ben dan zo stom geweest om samen met die man de zakken van 50 kilo op het karretje te leggen.’s Noens kreeg ik buikpijn en ’s avonds zag de dokter dat ik al wat opening had. ’s Anderendaags is onze Kamiel geboren, goed acht maanden. We waren op 27 oktober getrouwd en Kamiel is op 7 juli geboren…

Mensen konden ook tellen maar ’t was een vroeggeboorte, de schuld van die patatten. Een zwangere vrouw moet je sparen van de arbeid maar op een boerderij ligt dat soms niet simpel. Ik heb bijvoorbeeld altijd gemolken tot de dag van de geboortes.

Kersenpluk   Paula bij de koeien

Optimist

Het laatste paard van de boerderij

Jeanne was het laatste paard op den hof.
Hier een kiekje uit 1979. Paula houdt het paard vast en Gilbert zet kleinzoon Peter De Koning op Jeanne.

In 1948 hadden we al zeven koeien en tamelijk wat land, gaat Paula verder. We deden niet veel op want we hadden gewoon geen tijd. Er was de boerderij met de beesten en we hadden kinderen. Op reis gaan deden we niet. Enkel op zondag eens met de velo naar de kerk en voor de rest was het altijd zorgen voor het gezin en de boerderij. We hadden geen auto, geen machines en alles gebeurde praktisch met de hand. We hadden weinig kosten, geen elektriciteit. Dat is tegenwoordig wel anders in den boerenstiel, zegt Paula, ge moet een heel machinepark hebben en dat kost stukken van mensen.
Wij hadden groenten en fruit uit onzen hof, ieder jaar werd er een varken geslacht, we hadden patatten, boter, melk, eieren. ’t Leven was voor ons echt niet zo duur. Later hebben we een varkensstal gebouwd want dat bracht in die tijd nog wat op. We hebben veel aardappelen verkocht aan de burgerij en de kleine aardappelen waren voor de varkens. Robert Van Uytfanghe uit de Cesar Meeusstraat kocht al onze vetkalveren op en van ons melkgeld konden we leven. We hebben hard gewerkt en goed onze boterham verdiend, bekent Paula, maar we hebben altijd goed uitgekeken wat we deden want, zegt ze, de ondervinding maakt nog altijd de meester. En, voegt ze er nog aan toe, hier in huis was niemand de baas. Gilbert en ik hebben altijd samen overlegd voor we een bepaalde beslissing namen. We luisterden naar elkaar.
In 1961 is de eerste tractor gekomen. We hebben ons paard toch nog een aantal jaren gehouden omdat we niet alle alaam hadden voor een tractor. Gilbert werkte het liefst met het paard, onze kinderen hadden het meer voor de tractor. We zijn altijd vooruitstrevend geweest, zegt Paula, en hebben altijd meegedaan met de vernieuwingen. Ik ben vooruitziend, vooruitstrevend maar vooral optimist. Als ’t tegen ging, zei ik dat het wel zou beteren want na regen komt er nog altijd zonneschijn. Ge moogt uw moed niet zo snel laten zakken, de natuur maakt veel goed.
Het gezin van Paula in 1965

Het gezin Geerinck bij het huwelijk van Kamiel in 1965.
Van l.n.r. zie je Marleen, Hubert, Monique, Martine, vader Gilbert, Marcel, moeder Paula, Astrid, Antoine, Marie Godelieve en Kamiel.

Paula is 19 jaar lid geweest van het oudercomité van het Onze Lieve Vrouwinstituut. Dat deed ze graag. Haar inbreng werd altijd erg op prijs gesteld. Ze kwam af en toe met ideeën voor de dag waarvan de anderen zeiden: tiens, zo hadden we het nog niet bekeken. Ook is ze twaalf jaar lang bestuurslid geweest in de bond van gepensioneerden in Huivelde.
In 1993 hebben Gilbert en Paula hun gouden huwelijksjubileum gevierd. Paula haalt een fotoboek boven. Met een glimlach bladert ze mijmerend door dit mooie souvenir. Zeven jaar later in 2000 is haar man gestorven. Ja, zegt ze, op een zondag kreeg Gilbert buikpijn. Omdat deze pijn bleef knagen, gingen we bij de dokter en een klembreuk was de diagnose. Hij is dan onmiddellijk geopereerd en na een week kliniek zou hij naar huis komen. Een hartinfarct besliste er anders over. Hij was 83.

Het gezin Geerinck bij het gouden huwelijksjubileum van Paula en Gilbert

Het gezin Geerinck bij het gouden huwelijksjubileum van Gilbert & Paula in oktober 1993.
Vooraan zitten Gilbert en Paula en achteraan zie je v.l.n.r.
Martine, Astrid, Marcel, Marleen, Monique, Hubert, Antoine, Marie Godelieve en Kamiel.

Verdeling   Bezig blijven
Toen Gilbert gestorven was, heb ik nachten wakker gelegen van de verdeling, gaat Paula verder. Onze zoon Marcel had de boerderij overgenomen en ik wou die verdeling regelen zonder dat er discussie over was. Ik heb toen al mijn kinderen samen geroepen zonder hun partner. Ik had alle gronden netjes verdeeld in negen loten en de oudste mocht eerst trekken. Sommige stukken land waren iets groter of iets vruchtbaarder, de afspraak was dat ieder tevreden moest zijn met zijn lot, onderling ruilen mocht en diegenen die een stuk hadden dat meer waard was, moesten de anderen uitbetalen. De prijs van de boerderij hebben mijn kinderen samen geschat. Ikzelf mag hier blijven wonen zo lang als ik leef. Dat is allemaal goed verlopen, zegt Paula, ik had dat zo gezien in mijn familie. Want hoe je het ook draait of keert het is profijtig dat je iets kan verdelen zonder te procederen want een oude spreuk leerde ons dat als ge moet procederen voor een koe, ge legt er een paard aan toe.
 

Paula is 91. Toch staat ze nog iedere morgen erg vroeg op.

Ja, zegt ze, ik ben dat heel mijn leven gewoon geweest en ik doe dat nog. Rond vijf uur sta ik op. En wat doe je dan zo vroeg, vraag ik haar. O, antwoordt ze, ik heb werk genoeg: mijn stoof aansteken, mijn bed opmaken, de persjennes optrekken, mijn nachtemmer legen, koffie maken, ontbijten, mij goed wassen en goed achter mijn oren wrijven dat ik mijn verstand mag houden, me aankleden en dan nog wat klusjes in huis.

Al meer dan 10 jaar heb ik mensen van Familiehulp, die koken voor mij en tot voor twee jaar werkte ik ook nog in mijn moestuin maar dat gaat nu niet meer. Stappen wordt hoe langer hoe moeilijker. ’s Avonds ga ik op tijd slapen en in mijn bed zeg ik dan altijd: dank u Jesuke lief dat ik nog zoveel kan en mag doen.

Kaas & hesp
Paula heeft 9 kinderen, 23 kleinkinderen, 20 achterkleinkinderen en er zijn er nog drie op komst. Ja, vult ze aan, en mijn kinderen zijn nog allemaal samen. Iedere zondag is het hier de zoeten inval. Van tien uur ’s morgens heb ik al bezoek. Sommigen passeren in de voormiddag maar in de namiddag is het meestal het bakske vol. ’t Is hier een café zonder bier, zegt Paula, ik zorg altijd voor boterhammen met kaas en hesp en goede koffie. Ja, zeggen de twee dochters, als we komen, moeten we boterhammen eten want anders is ze kwaad. Die boterhammen smeert ze op zondagmorgen want daar staat ze een uur vroeger voor op. Ja, gaat Paula verder, en ik smeer die nog altijd met goede boter. Ik heb heel mijn leven goede boerenboter gegeten, misschien is dat de reden dat ik mijn verstand zo lang hou, lacht ze, en ik heb nog altijd geen cholesterol.
Ik ben gelukkig met mijn groot huishouden, zegt Paula. Nu moeten ze geen kinderen meer hebben maar ik heb er altijd mijn plezier in gehad. Als ge kinderen kunt kweken zoals wij, gelovig en uw manieren houdt gelijk ’t moet zijn, dan is dat een rijkdom als ge oud zijt. Mijn kinderen komen allemaal naar huis, ze komen goed overeen. Moest het anders zijn, ik zou er niet tegen kunnen, ik zou het niet overleven.

  Paula bij haar boterhammen
Paula  

Al bij al, besluit Paula, ben ik nijg content over mijn leven. Leven op een boerderij is misschien anders dan anders maar mocht ik opnieuw mogen beginnen ik zou terug willen boeren. Ik heb dat altijd met veel plezier gedaan. De kennis die ik heb opgedaan in al die jaren, dat is ongelooflijk. Kennis van de natuur, van de planten, van de bomen, van de dieren en hun leven, hun manieren… Dat is een ontspanning op zijn eigen. Maar je moet er wel een oog voor hebben.

Een zwaar leven was het wel. Je moet sterk zijn en vooral goed kunnen eten.

Ik ben niet gierig, ben vrij mild en ik zal gemakkelijk iets geven.
Maar ik ben vooral gelukkig, nijg gelukkig!

Voor ik vertrek moet ik nog een boterham met kaas eten.
Ook ik ontsnap niet aan de regels van het huis.

 

Bedankt, Paula, voor je mooie verhaal! In mijn ogen ben je een grote madam!

 

Mark De Block
8.12.2013

 

Kiekje met fiets

Familiefoto uit 1910

In de woonkamer van Paula hangt een familiekiekje dat me intrigeert. Ja, zegt Paula, da's den thuis van mijn vader. ergens rond 1910. Op de foto zie je mijn grootvader Adolf Van Goethem en mijn grootmoeder Judith Hendricx met hun 11 kinderen. De foto is genomen ter gelegenheid van de plechtige communie van een van de dochters. Mijn vader was de oudste zoon en staat links met zijn velo. De eerste velo in Hamme-Zogge. Een cadeau dat hij gekregen had van nonkel de paster, Alfons Van Goethem die achteraan in het midden fier poseert. Die fiets moest hoedanook op de foto. Boven rechts zie je een begijntje, dat was Marie Hendricx, de zuster van mijn grootmoeder en vooraan rechts zit de meid die het jongste kind op haar schoot heeft.

Met paard en kar

de melk wordt opgehaald met paard en kar   de melk wordt opgehaald met paard en kar

Tot begin van de jaren zeventig werd de melk bij de boeren opgehaald met paard en kar. Op de twee foto's hieronder zie je Jules De Bruyne die voor melkerij De Rode Molen de melk ophaalde in de Mespeleir en in Langevelde.


© Mark De Block

Thuiskomen